Abstract
Streptococcus pneumoniae is een belangrijke bacteriële verwekker van hersenvliesontsteking
(meningitis), bloedvergiftiging en van luchtweginfecties zoals longontsteking
en middenoorontsteking. Naar schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
sterven er wereldwijd gemiddeld elk jaar ten minste 1,6 miljoen mensen aan infecties
veroorzaakt door pneumokokken, waarvan 0,7 tot 1 miljoen kinderen jonger dan 5 jaar.
Het betreft vooral kinderen in ontwikkelingslanden waar onvoldoende medische zorg
voorhanden is. De mens draagt regelmatig een pneumokok in de neus en keelholte en is het
natuurlijk reservoir voor deze bacterie. Meestal leidt deze kolonisatie in de neus en keelholte
niet tot een infectie, maar is er sprake van asymptomatische ‘kolonisatie’ of dragerschap.
Vrijwel alle kinderen maken regelmatig perioden van pneumokokkendragerschap door.
Het hoogste percentage dragerschap bij kinderen onder de 2 jaar is bij kinderen die
regelmatig naar een kinderdagverblijf gaan of die contact hebben met andere kinderen
binnen het gezin. Bij kinderen duurt de periode van kolonisatie met pneumokokken enkele
weken tot maanden. Deze periode van dragerschap neemt af met het ouder worden van
het kind en het rijpen van de afweer. Kinderen zijn de belangrijkste dragers en verspreiders
van pneumokokken in de samenleving.
De pneumokok is een bacterie die wordt omringd door een suikerkapsel bestaande
uit polysacchariden. Er zijn meer dan 90 verschillende typen suikerkapsels (serotypen)
bekend, elk met een unieke samenstelling. Het suikerkapsel is een belangrijke virulentie
factor voor de bacterie; het bepaalt of de bacterie zich kan beschermen tegen de
afweer van de mens, kan koloniseren in de neus en keel en of de bacterie ziekte kan
veroorzaken. Een pneumokok zonder kapsel veroorzaakt over het algemeen geen ziekte.
Pneumokokkeninfecties komen met name voor bij kinderen jonger dan 5 jaar vanwege
het nog onrijpe immuunsysteem, bij oudere patiënten en bij patiënten met een gestoorde
afweer. Functionele afweerstoffen gericht tegen het suikerkapsel blijken tegen ziekte te
beschermen. Vanwege de hoge ziektelast werd er al vroeg in de 19e eeuw gestart met het
ontwikkelen van een vaccin tegen de meest voorkomende kapseltypen van de pneumokok.
Deze vaccins bestonden uit de polysaccharide kapselcomponenten. Echter, bij jonge
kinderen bleken deze polysaccharide vaccins nauwelijks effectief, omdat op deze leeftijd
nog geen afweerstoffen opgebouwd worden tegen pure polysacchariden. Een oplossing
werd gevonden door de ontwikkeling van polysaccharide-eiwit-geconjugeerde vaccins,
de zogenaamde conjugaatvaccins, waarbij de polysacchariden zijn gekoppeld aan een
dragereiwit. Een kind kan vlak na de geboorte al goed afweerstoffen tegen eiwitvaccins
maken. Als men een polysaccharide aan een eiwit koppelt, lijken bepaalde cellen van de
afweer betrokken te worden bij de opbouw van afweerstoffen tegen polysacchariden en is ook bij jonge kinderen na vaccinatie een goede kapselspecifieke antistofreactie zichtbaar.
Voor invoering van de pneumokokkenconjugaatvaccins werden 1993 en 2002 eerst de
polysaccharide-eiwit conjugaatvaccins tegen respectievelijk Haemophilus influenzae type b
(Hib) en Neisseria meningitidis type C (meningokokken type C), beide belangrijke verwekkers
van hersenvliesontsteking, ingevoerd in het Nederlandse rijksvaccinatieprogramma.
Beiden waren een groot succes. Naast een verminderde ziektelast bij gevaccineerde
kinderen (direct effect), was er ook een afname van Hib en meningokokken C infecties
bij ongevaccineerden in alle leeftijdsgroepen. Conjugaatvaccins leiden namelijk tot een
afname van kolonisatie van de bacterie waartegen wordt gevaccineerd in de neus en
keelholte. Gevaccineerde kinderen dragen minder vaak de bacterie bij zich waardoor deze
minder wordt verspreid in de populatie en uiteindelijk nagenoeg verdwijnt. Daardoor
verdwijnt ook de ziekte door deze bacterie. Dit fenomeen wordt ook wel indirect effect of
herd-effect van de conjugaatvaccins genoemd (voor uitgebreide uitleg http://www.health.
harvard.edu/video/herd-immunity).
Een 7-valente pneumokokkenconjugaatvaccin (vanaf hier 7-valente vaccin of PCV7
genoemd) gericht tegen de zeven meest voorkomende pneumokokken serotypen bij
kinderen jonger dan 5 jaar, werd in 2000 met succes ingevoerd in de Verenigde Staten.
Het aanbevolen schema voor zuigelingen was 3 vaccinaties onder de leeftijd van 6
maanden gevolgd door een vierde vaccinatie in het tweede levensjaar (3+1-schema).
Tevens werd een inhaalcampagne aanbevolen voor kinderen onder de 5 jaar. Na invoering
van het 7-valente vaccin zag men bij gevaccineerde kinderen een >90% daling van
invasieve pneumokokkenziekte (bloedvergiftiging en meningitis) veroorzaakt door de 7
pneumokokken serotypen die opgenomen waren in dit vaccin (vaccintypen). De daling in
vaccintype invasieve ziekte ging echter gepaard met een lichte toename van invasieve ziekte door pneumokokken serotypen die niet in het vaccin waren opgenomen (niet-vaccintypen).
De stijging van invasieve ziekte door niet-vaccintypen leek beperkt, waardoor in 2007, zeven
jaar na invoering van het 7-valente vaccin in de Verenigde Staten, de netto reductie van
alle invasieve pneumokokkenziekte bij kinderen jonger dan 5 jaar ongeveer 75% bedroeg.
Ook werd na introductie van het 7-valente vaccin in de ongevaccineerde leeftijdsgroepen
een sterke daling van de vaccintype pneumokokkenziekte gezien, in lijn met ervaringen
van de eerdere ingevoerde conjugaatvaccins tegen Hib en Meningokokken C. Deze
indirecte vaccineffecten droegen dermate bij aan de kosteneffectiviteit berekeningen
van het 7-valente vaccin voor Nederland, dat deze in juni 2006 werd ingevoerd in het
rijksvaccinatieprogramma. Alle zuigelingen geboren na 1 april 2006 krijgen sindsdien op
de leeftijd van 2, 3, 4 en 11 maanden het 7-valente vaccin aangeboden
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 17 Mar 2011 |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-90-3935-502-2 |
Publication status | Published - 17 Mar 2011 |